Alle mooie museumstukken en Dutch Design-objecten ten spijt: in de tot woonhuis verbouwde garage van Richard Hutten moet vooral gespeeld kunnen worden. Zelfs als daarbij de ladekast van Tejo Remy als klimrek wordt gebruikt of een stel dure vazen sneuvelt.
Tekst: Joline van den Oever Productie: Rob Jansen Fotografie: Kaatje Verschoren Publicatie: Eigen Huis & Interieur 4/2020
Ietwat verstopt in een Rotterdamse woonwijk, achter een heg van klimop, ligt de voormalige garage die ontwerper Richard Hutten tijdens de piek van de crisis in 2008 op de kop tikte. Er een huis van maken had nog wel wat voeten in de aarde. Aan het ontwerp lag het niet, dat maakte Hutten zelf. Eerder aan de gemeente en enkele buurtbewoners die in eerste instantie niet zo happig waren op een ‘gekke kunstenaar’ in de achtertuin, aldus Hutten. Anno 2020 is de buurt alleen maar blij dat er geen zwaar vrachtverkeer meer door de straat dendert. Ook van Hutten kunnen ze onmogelijk last hebben: ‘Het huis is ontzettend goed geïsoleerd: van een twintig centimeter dikke isolatievloer en enorme voorzetwanden tot overal HR++glas. Ik zit midden in de stad, maar ’s nachts is het doodstil.’
Duurzaamheid voorop
De isolatiemaatregelen dragen bij aan het energieneutrale aspect. Sinds Hutten het pand twaalf jaar geleden betrok, is hij al van het gas af. ‘Toentertijd verklaarde iedereen me voor gek, ik kreeg zelfs nog een forse boete. Inmiddels ben ik een visionair, nu is het overheidsbeleid.’ Binnen gaat er weinig warmte verloren. ‘Zelfs onze lichaamstemperatuur draagt bij en dan is er nog de vloerverwarming via een pomp in de tuin met drie putten. Die pompt ’s zomers de warmte de grond in en haalt die er in de winter weer uit.’ Dankzij de lichtstraat in het vijfenhalve meter hoge garagedak hoeft er bijna nooit een lamp aan: ‘Zelfs bij somber weer komt er nog voldoende licht binnen en in de winter warmt de zon het huis op.’ Niet alleen in Huttens circulaire ontwerpen, ook in zijn privéleven staat duurzaamheid voorop. Voor de deur prijkt dan ook geen auto, wél een brandweerrode tandem. ‘In drie minuten fiets ik naar het station. Vanuit daar ben je zo met de trein in Londen, Parijs of op Schiphol.’
Mannenfort
Met zoons Abel (21), Boris (17) en Wolf (7) wordt er in het mannenhuis nog flink geravot. ‘We rennen hier met z’n allen rond, ons favoriete spel is ‘balletje-tikkertje’. Het kan er dan wild aan toegaan. Onlangs vielen er nog twee vazen van Wieki Somers van de kast, dan sta ik wel even te vloeken.’ Dat zijn kinderen het allerbelangrijkste zijn, blijkt wel uit de keer dat zoon Boris ladekast annex museumstuk You Can’t Lay Down Your Memory als klimrek gebruikte. ‘De oppas belde in paniek dat de kast kapot was. Het enige wat ik dacht was: maar is mijn zoon nog heel?’ Voor de jongens geen gebrek aan vertier: midden in de woning prijkt een stijlvolle tafelvoetbaltafel van RS Barcelona, de voormalige slaapkamer van Abel werd een biljartruimte en dan is er in de nok van het dak ook nog de bioscoopkamer, waar naar hartenlust gegamed wordt. Technisch gezien is oudste zoon Abel uit huis, maar eigenlijk woont hij nog lekker dichtbij: Hutten wist in 2013 het voormalige Eneco-transformatorhuis in de hoek van de garage bij de woning te betrekken. Inmiddels is het verbouwd tot zelfstandig appartement.
Niet uitverzameld
Niet te missen is de uitgebreide collectie aan (Dutch) designstoelen die verspreid door het huis tentoongesteld staat. Zo’n vijftig stuks zijn het inmiddels. En Hutten is nog lang niet uitverzameld: ‘Voorlopig heb ik genoeg ruimte om ze kwijt te kunnen. In de badkamer staan ‘nog’ maar drie stoelen,’ lacht hij. Veel van de ontwerpen in huis zijn van hemzelf of bevriende designers en kunstenaars. Aan de muur prijken foto’s van Erwin Olaf, tussen de stoelencollectie zit een Rietveld en de eerder genoemde kast van Tejo Remy is in menig toonaangevend museum terug te vinden. Dineren gebeurt dan weer aan zijn eigen Layer-tafel voor Gispen met zelfontworpen ID-bestek voor Royal VKB. ‘Ontwerpers die niks van zichzelf in huis hebben vind ik dubieus.’ Wat hij niet in huis heeft, is fast furniture. ‘Als ik iets nieuws toevoeg, is het om altijd te houden.’ Daarnaast moet de nadruk blijven liggen op de ruimte zelf. ‘Het huis is ontworpen als speeltuin en zo wordt het ook gebruikt. Het belangrijkste vind ik de ruimte, niet de spullen.’ Nog iets te wensen qua interieur heeft Hutten dan ook niet. Meer heeft hij immers niet nodig, al kan nieuwe kunst aan de muur nooit kwaad. En een auto midden in de woonkamer, zoals de opgeblazen Fat Car van Erwin Wurm lijkt hem nog wel wat: ‘Het is immers toch een garage.’